Een piramidaal paviljoen
Het uitgangspunt voor de vorm is een platonisch lichaam. Niet, zoals bij de moderne beweging, een kubus, maar een octaëder. Door deze te halveren ontstaat een piramide waarvan alle ribben gelijk zijn. Dat is een zuivere vorm. Om die zuiverheid te benadrukken wordt, paradoxaal genoeg, een decompositie van de piramide gemaakt. Hierdoor wordt de vorm geaccentueerd. Deze decompositie is een niet horizontaal uit de piramide gesneden "plak", die overal even dik is. Door de gelijke dikte kan deze plak in een willekeurige richting binnen zijn eigen grondvlak en bovenvlak verschoven worden zonder de positie van de andere delen van de piramide te beïnvloeden.
De top van de piramide wordt uitgevoerd in gepolijst aluminium. De Egyptenaren immers voorzagen hun piramides van een incrustatie van gepolijst marmer. Bij sommige piramides zijn daarvan nog resten te zien, zoals bij de piramide van Chefren.
Zo gesloten als de piramides in Egypte ogen, zo uitnodigend moet het paviljoen ogen. De entree is daarom gemaakt in een zijvlak waarin een punt met een uitnodigend gebaar omhooggetild wordt. Aanvankelijk is overwogen om de piramide vrij van de grond te laten en met trappen toegankelijk te maken.
De draagstructuur van de piramide heeft de vorm van een boom, waarmee de ruimte gecompartimenteerd wordt zonder dat afgesloten ruimtes ontstaan. De toegang zou dan met een spiltrap aan deze boom gemaakt kunnen worden.
De piramide heeft een vierkant grondvlak met een zijde van 18 m. Omdat het een gehalveerde octaëder is, zijn alle ribben 18 m.